Info:
Deze test geeft verhoogde waarden bij tal van leveraandoeningen die gekenmerkt zijn door cholestase.
Galzouten in bloed zijn tevens verhoogd bij zwangerschapscholestase, een afwijking die voorkomt in de 2e of 3e trimester van de zwangerschap en wordt gekenmerkt door pruritus, die soms onuitstaanbaar kan zijn. De jeuk treedt meestal in de avond op en manifesteert zich vooral thv de voetzolen en de handpalmen. Tot 10% van de patiënten vertoont icterus.
Pathogenese is onduidelijk. Er zijn wellicht genetische, hormonale (oestrogenen, progesteron) en omgevingsfactoren bij betrokken.
De meest opvallende, vaak enige, laboratoriumafwijking is de verhoging van de concentratie galzouten (vooral cholzuur) in het bloed. Er kunnen ook andere afwijkingen zijn typisch voor cholestase: ALP (weliswaar niet specifiek gezien de aanwezigheid van placentair ALP), bilirubine (meestal < 6 mg/dL). GGT is over het algemeen niet verhoogd, wat atypisch is voor cholestase, terwijl de transaminasen fors kunnen gestegen zijn, wat eveneens atypisch is en noopt tot een nazicht van de hepatitis serologie. Echografie van de lever vertoont geen afwijkingen.
De maternale prognose is goed, de jeuk verdwijnt meestal enkele dagen na de bevalling, met normalisatie van de biochemie. Bij volgende zwangerschappen is de kans op zwangerschapscholestase echter 60 à 70 %, en er is een verhoogde kans op galstenen. Aangezien de afwijking het gevolg kan zijn van een onderliggende leveraandoening is opvolging van de leverparameters aangewezen. Voor de foetus is er een significant risico op prematuriteit, intra-uteriene dood (vooral vanaf de 37ste week van de zwangerschap) en neonataal respiratory distress syndroom. Het risico bij de foetus is wellicht gerelateerd aan de galzuur concentratie in het bloed van de moeder, en is significant vanaf 40 µmol/L.
Behandeling van de zwangere vrouw kan gebeuren met ursodeoxycholzuur (Ursochol , 1 g/dag), dat zowel de jeuk als de levertesten gunstig beïnvloedt en geen nadelige invloed blijkt te hebben op de foetus.