Rhesus D

Analyse

Laatst bijgewerkt:
Glims system
17-02-2025
Uitvoerend labo:
Medisch labo Bruyland
Uitvoeringsfrequentie:
Dagelijks (ma t/m vr)
Antwoordtijd:
1 - 3 dagen
Uitvoering:
Routine
Stabiliteit:
7 dagen

Afname

Afname materiaal:
Minimum volume:
Volledige EDTA-tube

Interpretatie

Info:
Het Rh bloedgroepensysteem, en met name het D antigeen, is na het ABO bloedgroepsysteem het belangrijkste bloedgroepsysteem voor de transfusiepraktijk. D negatieve patiënten die in contact komen met D positieve erytrocyten vormen in circa 85-90% van de gevallen anti-D antistoffen en deze anti-D antistoffen kunnen hemolytische transfusiereacties veroorzaken. Voor de transfusiepraktijk is het daarom van belang om te voorkomen dat D negatieve patiënten (ontvangers) als D positief gezien worden.
Het aantal D antigenen op de erytrocytenmembraan kan van persoon tot persoon sterk wisselen. De meest bekende kwantitatieve D antigeen afwijking is het "zwak D" antigeen . Patiënten met een verzwakt (laag aantal) maar volledig intact D antigeen zijn D positief en niet in staat om allo-antistoffen tegen het D antigeen te produceren.
Naast kwantitatieve variaties zijn er ook een flink aantal kwalitatieve varianten van het D antigeen beschreven. Patiënten met een "partieel D" antigeen of "D-variant" antigeen kunnen zelf wel allo-anti-D antistoffen vormen tegen de epitopen van het D antigeen die ze zelf niet bezitten. De meest frequent voorkomende D-variant is klasse VI met een incidentie van 1:5000 tot 1:6800. De overige D-varianten zijn veel zeldzamer met incidenties <1:60.000. Een ontvanger met een D-variant antigeen die als D positief is bepaald, loopt bij transfusie met een D positief erytrocytenconcentraat het risico antistoffen tegen de bij zichzelf ontbrekende onderdelen van het D antigeen te vormen. Daarom wordt voor de bepaling van de D bloedgroep bij ontvangers gebruik gemaakt van een anti-D reagens waarbij D-variant VI als D negatief wordt aangetoond.
Voor vrouwen <50 jaar (vruchtbare leeftijd) en patiënten met chronische transfusies (hemoglobinopathie) kan het aangewezen zijn om bij een dubieuze D serologie (reactiesterkte <3+ of interlaboratoriumdiscrepanties van D bepaling) een moleculaire bepaling van D uit te voeren.
Tijdens de zwangerschap kan immunisatie optreden doordat foetale erytrocyten in de circulatie van de moeder terechtkomen. De zo ontstane IgG antistoffen kunnen vervolgens de placentabarrière passeren en afbraak van foetale erytrocyten veroorzaken. Dit kan in ernstige gevallen (D immunisatie) leiden tot hemolytische ziekte van de pasgeborene. Ter preventie van D immunisatie wordt profylactisch anti-D immuunglobuline toegediend aan D negatieve vrouwen die bevallen zijn van een D positief kind. Bij het vaststellen van de D bloedgroep van de pasgeborene dienen daarom zowel zwakke D antigenen als D-varianten te worden gedetecteerd en daarmee wijkt deze bepaling af van de D bepaling voor andere patiënten.