Info:
Anti-ganglioside antilichamen kunnen bij een klein percentage van de gezonde populatie teruggevonden worden in lage titers. Hoge titers vindt men voornamelijk terug bij patiënten met het Guillain-Barré syndroom (GBS). Het GBS is de voornaamste oorzaak van postinfectieuze neuro-musculaire paralyse wereldwijd. Het is een acute fase ziekte die zich, in de meerderheid van de gevallen, voordoet 10-14 dagen na een infectie (C. jejuni, EBV, CMV, M. pneumoniae, ...), snel terug verdwijnt (binnen de 4 weken) en variabele residuele letsels achterlaat.
Het GBS wordt op basis van pathofysiologische verschillen onderverdeeld in de acute inflammatoire demyelinerende polyneuropathie (AIDP), de acute motorische axonale neuropathie (AMAN) en de acute motorisch en sensorisch axonale neuropathie (AMSAN). Er bestaan tevens meer focale vormen zoals bijvoorbeeld het Miller-Fisher syndroom (MFS).
De best bestudeerde antilichamen zijn de anti-GM1 en anti-GQ1b antilichamen omdat zij de duidelijkste associatie lijken te vertonen met het GBS. Er bestaat echter een zeer grote heterogeniciteit aan anti-ganglioside antilichamen (anti-GM1, -GM2, -GM3, -GM4, -GD1a, -GD1b, -GD2, -GD3, -GT1a, -GT1b, -GQ1b, -sulfatiden).