Bloedgroep

Analyse

Laatst bijgewerkt:
Glims system
20-12-2023
Uitvoerend labo:
Medisch labo Bruyland
Uitvoeringsfrequentie:
Dagelijks (ma t/m vr)
Antwoordtijd:
1 - 3 dagen
Uitvoering:
Routine
Stabiliteit:
7 dagen

Afname

Afname materiaal:
Minimum volume:
Volledige EDTA-tube

Interpretatie

Info:
De ABO-bloedgroep is de belangrijkste bloedgroep voor de transfusiepraktijk en de bepaling hiervan blijft de basis van de prétransfusietesten. Alhoewel de A, B (en H) antigenen reeds kunnen gedetecteerd worden in een embryo van 5 tot 6 weken oud, zijn zij bij de pasgeborene nog niet volledig ontwikkeld en geven zwakkere reacties met de gebruikelijke antisera. Op de leeftijd van 2-4 jaar zijn deze antigenen volledig ontwikkeld. In de blanke West-Europese populatie heeft 46.7 % de bloedgroep O, 41,8 % de bloedgroep A, 8,5 % de bloedgroep B en 3,0 % de bloedgroep AB.
Zowel de A als de B bloedgroep hebben ondergroepen, maar deze van de B zijn veel minder frequent. De voornaamste ondergroepen van A zijn A1 en A2 (80% A1, ongeveer 20% A2). Eén tot 8% van de A2 en 20 tot 30% van de A2B patiënten beschikken over anti-A1 antistoffen in hun serum : dit leidt tot discrepanties in de resultaten van de cel- en serumtesten, en kan eventueel problemen geven in de kruisproef. Ook komen nog zwakkere ondergroepen van de A bloedgroep voor (A3, Ax, ...) maar deze zijn veel minder frequent. Dit heeft wel tot gevolg dat A-rode bloedcellen die niet reageren met anti-A1 niet automatisch als A2 kunnen bestempeld worden.
Het ABO-bloedgroepensysteem is het enige bloedgroepensysteem waartegen reeds antistoffen aanwezig zijn in het serum van normale personen die één of meerdere van deze antigenen niet vertonen. Deze 'natuurlijke' antistoffen behoren tot de IgM klassen en ontstaan waarschijnlijk door immunisatie tegen analoge antigenen uit de darmflora. Deze antistoffen zijn aanwezig vanaf enkele maanden (+/- 3 maanden). De pasgeborene (tot ongeveer zes maand) heeft geen antistoffen tegen de ABO-bloedgroepen en daarom wordt bij deze patiëntjes ook geen reversegrouping op hun serum uitgevoerd. Eventuele aanwezige antistoffen zijn van de moeder en behoren tot de IgG klasse (passage door de placenta).
Bij transfusie met een ABO-incompatibel bloedbestanddeel kunnen deze ABO-antistoffen een acute hemolytische transfusiereactie veroorzaken.

RIZIV nomenclatuur

RIZIV nomenclatuur:
555015
Nomenclatuur:
555015 - 555026 B 150 Bepalen van de bloedgroepen ABO-RH1 #(Maximum 1)
Bron: RIZIV website op 02/12/2025