Info:
Paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) is een zeldzame hematologische stamcelafwijking die gekarakteriseerd wordt door een somatische mutatie in het PIG-A gen. Dit leidt tot een tekort aan eiwitten die gebonden worden aan het celmembraan via glycophosphatidylinositol (GPI) ankers. Alle cellen die zich ontwikkelen uit zon stamcel hebben deze mutatie en zullen dus afwijkend zijn, zowel de erytrocyten, de leukocyten als de trombocyten. Omdat meestal niet alle stamcellen de mutatie hebben zijn bij de meeste PNH-patiënten ook nog normale bloedcellen aanwezig afkomstig van niet-aangetaste stamcellen.
Een van de belangrijkste gevolgen van een mutatie in het PIG-A gen is dat bepaalde remmers van het complementsysteem zoals CD55 en CD59 niet meer tot expressie gebracht worden op het celmembraan. Daardoor worden de erytrocyten extra gevoelig voor lysis door complement. Het klinisch beeld uit zich in een intravasculaire hemolytische anemie. De intravasculaire hemolyse veroorzaakt ook een nachtelijke hemoglobinurie.
Het aantonen van PNH-klonen met flowcytometrie is gebaseerd op het vaststellen van de afwezigheid van GPI-verankerde eiwitten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van monoklonale antistoffen die specifiek gericht zijn tegen deze eiwitten.
WBC-analyse:
De WBC-analyse geeft het best de ware grootte van de PNH-kloon weer. De grootte van de granulocyten- en monocytenkloon ligt meestal dicht bij elkaar.
Bij een positieve kloon van >1% wordt eveneens PNH immunotypering op RBC gestart.
RBC-analyse:
De RBC-kloon is meestal kleiner dan de WBC-kloon door hemolyse en transfusie. Type-III RBC (volledige deficiëntie van GPI-verankerde eiwitten) zijn altijd aanwezig, type-II RBC (partiële deficiëntie van GPI-verankerde eiwitten) soms. Vanaf +-20% type-III RBC zijn er meestal tekenen van intravasculaire hemolyse en is er ook een verhoogde kans op trombose. Bij een grote type-II kloon zijn er geen symptomen van intravasculaire hemolyse noch is er een kans op verhoogde trombose.
Referentiewaarden:
PNH-kloon in de granulocyten (FLAER-/CD24-): <1%
PNH-kloon in de monocyten (FLAER-/CD14-): <1%
PNH-kloon in de erytrocyten (CD59-): <0.1%